Vruchtgewassen

Aubergine (Solanum melongena)

Aubergine werd voor 1973 nauwelijks geteeld in Nederland. De meeste Nederlanders kenden het niet. Het gewas stond toen nog bekend onder de naam “Eierplant”. De naam eierplant is gekozen omdat er rassen zijn die witte vruchten produceren die op eieren lijken. Nog langer geleden werd aubergine al genoemd in het groot Warmoezeniers handboek uit 1855 en werd Dolappel genoemd, een vertaling van het de toen gebruikte Latijnse naam Mala insana.

Lees meer over Aubergine

Vanaf 1943 worden buitenlandse rassen als “Runde Weisse” en “Violette New York” beschreven in de “Beschrijving van Groenterassen door Ir. M. van Ede, directeur van de Turkensburg’s zaadhandel. In de Nederlandse rassenlijst worden dat jaar twee Nederlandse rassen genoemd, “Halflange Violette” en “Lange Violette”. Deze werden geteeld in het Westland in gestookte kassen.

Aubergine is een warmte minnend gewas en groeit het beste in een verwarmde kas bij 23-25 ˚C. De zaden kiemen het best rond 25˚C. Het is een zelfbestuiver maar trillen van de bloemen geeft vaak meer en mooiere vruchten.

Komkommer en Augurk

Al meer dan 3000 jaar wordt komkommer geteeld en gegeten. Ook de zure komkommer (augurk) was al bekend bij de oude volkeren Mesopotamiërs, Egyptenaren en Grieken. Het oorsprongsgebied ligt in de heuvels voor de Himalaya in India. Waarschijnlijk is het gewas door de Romeinen vanuit West Azië naar Europa gebracht.
In 1984 schreef J. Schoenaker de scriptie “Gewashistorie van de komkommer”, waarin naar voren komt dat de introductie van komkommer in Europa in meerdere golven heeft plaats gevonden.