.webp)
Kruiden en specerijen
In de Nederlandse keuken van de vorige eeuw waren kruiden en specerijen onmisbaar voor het op smaak brengen van eenvoudige, seizoensgebonden gerechten. Kruiden zoals kervel werden gewaardeerd om hun frisse smaak en hun plaats in voorjaarsgerechten en soepen, terwijl specerijen als karwij een vaste rol speelden in brood, kaas en streekgebonden recepten. Veel van deze kruiden werden lokaal geteeld of zelfs in het wild verzameld, en maakten deel uit van regionale eetculturen.
Karwij (Carum carvi)
Karwij is al eeuwenlang een belangrijk voedings- en smaakgewas in de Nederlandse keuken. Het zaad, ook bekend als wedzaad, hofkomijn, wilde komijn of kummel, werd gebruikt om brood, kaas, koolgerechten en likeuren op smaak te brengen en was daarmee een vast onderdeel van het dagelijks eten. De plant, een tweejarige schermbloemige, groeit van nature in grote delen van Europa, Noord-Afrika en West-Aziƫ en werd ook in Nederland op zandige gronden en zeeklei geteeld.
Vanaf het einde van de 18e eeuw vond karwijteelt plaats in Noord-Holland, waar lokale landrassen zijn ontstaan uit in het wild voorkomende planten. In de eerste helft van de 20e eeuw verschoof de teelt vooral naar Groningen, waar rond 1950 nog maar een handje vol rassen in gebruik waren.
